We slepen de Praxis-zakken, het koffiezetapparaat, gereedschap, verf en rollers en een trap naar binnen. Ik heb tenslotte nu een sleutel. We rommelen wat rond, ik maak koffie, hij hangt noodverlichting op. Net als al die keren dat we gezamelijk een huis onder handen namen. We drinken koffie in de betonnen keuken, bedenken dat op de koelkast-plek helemaal geen koelkast kan staan en dat dat stom is. Ik vertel hem welke kleuren er op de muren komen. Ik vertel hem, en overleg niks.
Stilte.
Het is koud in huis, de verwarming doet het nog niet, mijn jas zit onder de witte vegen van het stof.
We lopen alle huizen na waarin we in de afgelopen vijftien jaar samenwoonden. In welk huis welk kind werd geboren, welke kleuren de muren daar hadden, hoe klein het was maar ook gezellig. We doen boodschappen erna, en ik koop een emmer, een afwaskwast, afwasmiddel en zo'n wc-borstel voor het nieuwe huis.
Is het nou jouw huis en mijn huis?
Of is het het oude en het nieuwe huis?
Of huis-I en huis-II?
Of nummer 65 en nummer 95?
De kinderen moeten maar beslissen hoe het gaat heten. Ik moet eerst nog een ander naamgedoe uitzoeken: dit is mijn ex-man, mijn ex-vriend, de vader van mijn kinderen, mijn ex, mijn beste vriend. Tja, mijn wát eigenlijk?
Hij zegt: wat een lieve foto met die kopjes.
Ik zeg: hij is scheef.