Het gemeenschappelijke doel was: stukje grond, huisje erop, een vuurkorfje. Overdag iets in die grond doen, heel veel dahlia's en vette courgettes kweken bijvoorbeeld, leren een afrastering te maken, koken op een tweepits gasstelletje, informatie aanvragen over zonnepanelen, huisje blauw schilderen, in de zon zitten, boekje lezen of voor ons uitsuffen, de berging of kringloopwinkel afstruinen naar meubelmeuk en die dusdanig opknappen dat het een aangename rotzooi zou worden waar veel kan en weinig hoeft. En dan 's avonds soezerig van de zon en met kampvuurhaar samen in het gammele bed duiken om het te laten kraken en zuchten.
Maar sinds het gemeenschappelijk doel gehalveerd is (dit is een slechte zin om aan te geven dat het uit is) vond ik het ineens maar zozo en bleh. Dat gemier in een stukje grond en dan allemaal in je eentje, wat is daar nou leuk aan? En wil ik eigenlijk wel leren hoe je een afrastering maakt of een lek dak repareert; had ik dat stiekem niet al tot zijn takenpakket gerekend terwijl ik ondertussen dan iets knus met zaadjes en snoeischaar ging doen?
Ik zag mezelf ineens zitten op het volkstuincomplex. Vrouw alleen met soms twee zich vervelende puberzonen om haar heen die honderd keer aan de buurvrouw moet vragen of dat plantje nou onkruid is of niet en zich daarmee vast immens populair zou maken. Met dat gezanik. Mens, lees een tuinboek, zou de buurvrouw dan denken na vraag vijfenzestig. Of erger, zo'n vrouw die weer een keer het clubhuis zou betreden met een beteuterd hoofd: "Eh ja, mijn dak lekt, wat nu?" En dat er dan behulpzame mannen zouden zijn die met hun meegebrachte ladder (want die heb ik natuurlijk niet) een vakkundige blik op mijn dak zouden werpen en gelijk hun gereedschapskist zouden trekken. Wat natuurlijk helemaal niet leuk is voor hun echtgenotes, die hun eigenste man ook wel eens een weekend voor zichzelf willen hebben, in elk geval niet bij dat hulpeloze vrouwtje van nummer 132. En dat ik dan ruzie zou krijgen met die echtgenotes en nergens meer gezellig op de koffie zou mogen. Laat staan bij de barbeque.
Kijk, zo kan een mens toch zomaar een enorme berg ongein bij elkaar denken. Dacht ik van de week.
Dus vanochtend vroeg trapte ik met wind tegen de brug weer op, en keek in de vitrinekast van het volkstuinencomplex waar maar liefst drie tuinen en huisjes in de verkoop stonden. Ik koos er een uit, omdat ik dacht dat je er maar een mocht kiezen, nam een optie en ging op het terras zitten wachten op het vonnis. Het terras van het clubhuis zat weer vol met mensen met hetzelfde doel als ik en met veel hogere rangnummers. Het was een onbegonnen zaak, dat was al snel duidelijk. Naast mij streek een vrouw neer, ook wachtend tegen beter weten in. Ja, zij ging die tuin ook in haar eentje kopen, maar omdat ze wist dat het nog lang ging duren, las ze vast heel veel tuinboeken en ging ze naar tuincentra en doehetzelfzaken om naar schuttingen te kijken en hoe diep die dan in de grond moesten worden gegraven. En welke schroeven je waarvoor nodig had en hoe je zo'n dak zou kunnen repareren. Bovendien liep ze alle tuinen op het complex af om ideeen op te doen. Voor als ze eindelijk aan de beurt was, dan wist ze tenminste wat ze wilde en hoe ze het voor elkaar moest krijgen.
Ik schaamde me diep voor het afhankelijke getruttel in m'n hoofd en trapte de weg weer terug naar huis. Er lagen maar liefst drie doehetzelf-folders in mijn brievenbus. Daar stonden naast lelijke behangrollen en halogeenlampjes ook schuttingen in en rollen ijzerdraad en grasmaaiers en allerhande apparaten die voor een tuin heel handig zijn. Ik herinnerde me de keer dat ik zelf mijn muur wilde pleisteren en in de doehetzelfzaak om uitleg vroeg. Na de verhandeling over hoe en wat vroeg ik bedremmeld: En u denkt dat ik dat kan? Jij kan dat, zei de doehetzelfmeneer optimistisch.
Natuurlijk kan ik dat, zo'n tuin in m'n eentje. Natuurlijk kan ik alles van ons gemeenschappelijke doel, behalve misschien dat het bed wat minder lawaai zal maken. Volgende maand fiets ik er dus weer heen, net zolang tot ik eindelijk die zelfgekweekte courgette in m'n handen heb en op tafel een bos dahlia's staat. Dat is geen doel meer, dat is een missie.