Toen ik dertien, veertien jaar oud was, was ik volgens mijn ouders een onhandelbare puber. Jij! Puber! Ja, dat was ik, een puber. Slechte cijfers op school, onvoorspelbaar gedrag varierend van terugtrek tot onverklaarbare woede en steevast met een gigantisch ochtendhumeur. Maar mijn ouders wisten niet dat als zij vertrokken naar hun lesgeefakitiveiten en ik bij gratie gods alleen thuis mocht blijven uitgerekend hun muziekkast plunderde. Geen Abba, geen Top-40, niet de Beegees of weet ik veel, nee, ik zette in dat uurtje van onverwachte vrijheid stiekem hun muziek op.
Het waren cassettebandjes, keurig gerangschikt in zo'n toren met uitschuifsysteem. Mijn favorieten waren het Fantasia pianoconcert van Schubert, ook voordat mijn vader me had uitgelegd dat Schubert dit schreef voor zijn geliefde onbereikbare leerling, zodat ze tijdens de repetitie in elk geval dicht bij elkaar konden zijn. Een werkelijk prachtig puberthema, dacht ik zo. Het tweede favoriete bandje uit de toren was Paco de Lucia met Entre dos Aguas.
Een tijd geleden zat ik in de bioscoop bij Woody Allen's Vicky Cristina Barcelona. Mooie film, maar daar was Paco's muziek en daar was in een klap mijn pubertijd terug. Mijn onhandelbare periode, alle woede en al mijn bij elkaar gefantaseerde romantiek. Terwijl mijn ouders vreesden voor gesloerie in de bosjes met ongewenste babies tot gevolg, begon met Schubert en Paco mijn romantische kijk op de liefde. In de loop der jaren is die kijk wel enigszins bijgesteld en woedend en onhandelbaar, ach, het is maar wat je wil zien. In wezen is er namelijk geen steek veranderd met alle consequenties van dien; niet iedereen verwacht Paco en Schubert achter een stoere en verstandige bek. Ik hou mijn puberzoon dan ook nauwlettend in de gaten, da's er net zo een.
Paco de Lucia.
Schubert's Fantasia.